* 1993, NL
Gladys Zeevaarders & Sophie Johns
In de installaties van Gladys Zeevaarders ontstaan nieuwe vormen en landschappelijke taferelen. Deze doen vermoeden dat ze hun gedaante kregen buiten menselijke controle om. De kijker struikelt over fictieve ruïnes die ogenblikkelijk verwarring veroorzaken. Beginnend vanuit 'het niets' wordt Zeevaarders gedreven door een proces waarin natuur, constructie en deconstructie elkaar ontmoeten. Gaandeweg verkennen deze processen elkaar waardoor de waarneming van de kijker wordt veranderd. Ongeziene relaties ontrafelen zich langzaam naar mate je langer door Zeevaarders werk wandelt. Voor haar eindwerk werkte Gladys samen met Sophie Johns. Klik hier voor meer informatie.
Een paradijsvogel in een tuin vol mussen
Maagdelijk wit is mijn achtertuin waar kerstboom, twee IKEA banken en de Toren van Babel een intiem kleine tuin delen.
Iedere morgen open ik mijn woonkamer gordijnen en bewonder ik het uit noodzaak gevormde stilleven.
Verwonderd kijk ik naar de bank met daarop het wit verspreide poeder dat omhelsd wordt door de ochtendmist.
Achteloos hebben we jullie hier neergelegd, soms gesmeten, enkel vanwege het feit dat jullie niet meer waardevol waren.
Want een bank met loslatende voeten bleek hoogst ongemakkelijk wanneer die onze lichamen niet langer van de grond wilde tillen.
Ook het gevoel van prikkende dennen naalden in mijn schone sokken leek na twee weken haar magie verloren te hebben.
Zakken takken zorgden voor uiteenspattende rode ballen, die niet meer feestelijk pronkten met hun stralende schoonheid maar stukgeslagen een positie op de grond verkozen.
Verrast en vol onbegrip, door ongewilde veranderingen die onze spullen door maakten. Bleef mijn starende blik hangen op de wit gevulde muur met schilderijen.
Zouden zij net zo makkelijk ervoor kunnen kiezen hun esthetische kracht te verliezen?
Dan zouden we genoodzaakt zijn ook van hen afscheid te nemen, er is immers genoeg plek voor ze in onze idyllisch samengestelde tuin.
Die steeds meer overeenkomsten krijgt met de huidige woonsituatie van onze buren.
Het opnieuw creëren van plaats zorgde voor een gevoel dat leek op vervreemding.
Een afstandelijkheid tegenover het bekende, vertrouwde.
Het is een snakkend gemis naar onze dingen die we ten ruste hebben gelegd op de met mos begroeide grindtegels.
Omringd door gele muren met witte vierkanten waarvan het meest kenmerkend de scheef geslagen nagels zijn.
Probeer ik me voor te stellen hoe het geweest had moeten zijn uitkijkend over ons.
Hebben ze het gevoeld en oogluikend toegelaten?
Een protest bleek onvoldoende overtuiging te hebben wanneer ik mijn longen vulde met rook en daardoor jou intens witte kleur veranderde in bruinig geel.
Toch benijd ik jullie plek daar buiten steeds meer.
Het doet me denken aan de onverzadigbaarheid die rusteloos woekert door onze dagen, mijn dagen.
Echter deze witte morgen is het zicht van jullie toevallig gevormde rangschikking, genoeg om te verlangen naar een moment met jullie buiten in de koude lucht.
Wellicht is het uitermate romantisch om te denken dat onze gebruiksvoorwerpen een vorm van beleving hebben.
Toch vind ik de gedachte uitermate spannend.
Misschien durf ik me zelfs de vraag te stellen of de ooit zo geliefde berg niet liever een groeve was geweest.
Want wie wil nu als berg zijn dagen slijten?
Ik zou veel liever een esthetisch gat zijn dat al haar schatten tentoonstelt en erom geliefd word.
Maagdelijk wit is mijn achtertuin waar kerstboom, twee IKEA banken en de Toren van Babel een intiem kleine tuin delen.
Iedere morgen open ik mijn woonkamer gordijnen en bewonder ik het uit noodzaak gevormde stilleven.
Verwonderd kijk ik naar de bank met daarop het wit verspreide poeder dat omhelsd wordt door de ochtendmist.
Achteloos hebben we jullie hier neergelegd, soms gesmeten, enkel vanwege het feit dat jullie niet meer waardevol waren.
Want een bank met loslatende voeten bleek hoogst ongemakkelijk wanneer die onze lichamen niet langer van de grond wilde tillen.
Ook het gevoel van prikkende dennen naalden in mijn schone sokken leek na twee weken haar magie verloren te hebben.
Zakken takken zorgden voor uiteenspattende rode ballen, die niet meer feestelijk pronkten met hun stralende schoonheid maar stukgeslagen een positie op de grond verkozen.
Verrast en vol onbegrip, door ongewilde veranderingen die onze spullen door maakten. Bleef mijn starende blik hangen op de wit gevulde muur met schilderijen.
Zouden zij net zo makkelijk ervoor kunnen kiezen hun esthetische kracht te verliezen?
Dan zouden we genoodzaakt zijn ook van hen afscheid te nemen, er is immers genoeg plek voor ze in onze idyllisch samengestelde tuin.
Die steeds meer overeenkomsten krijgt met de huidige woonsituatie van onze buren.
Het opnieuw creëren van plaats zorgde voor een gevoel dat leek op vervreemding.
Een afstandelijkheid tegenover het bekende, vertrouwde.
Het is een snakkend gemis naar onze dingen die we ten ruste hebben gelegd op de met mos begroeide grindtegels.
Omringd door gele muren met witte vierkanten waarvan het meest kenmerkend de scheef geslagen nagels zijn.
Probeer ik me voor te stellen hoe het geweest had moeten zijn uitkijkend over ons.
Hebben ze het gevoeld en oogluikend toegelaten?
Een protest bleek onvoldoende overtuiging te hebben wanneer ik mijn longen vulde met rook en daardoor jou intens witte kleur veranderde in bruinig geel.
Toch benijd ik jullie plek daar buiten steeds meer.
Het doet me denken aan de onverzadigbaarheid die rusteloos woekert door onze dagen, mijn dagen.
Echter deze witte morgen is het zicht van jullie toevallig gevormde rangschikking, genoeg om te verlangen naar een moment met jullie buiten in de koude lucht.
Wellicht is het uitermate romantisch om te denken dat onze gebruiksvoorwerpen een vorm van beleving hebben.
Toch vind ik de gedachte uitermate spannend.
Misschien durf ik me zelfs de vraag te stellen of de ooit zo geliefde berg niet liever een groeve was geweest.
Want wie wil nu als berg zijn dagen slijten?
Ik zou veel liever een esthetisch gat zijn dat al haar schatten tentoonstelt en erom geliefd word.
Gladys Zeevaarders werkt samen met John Jagt, Conservator paleontologie Natuurhistorisch Museum Maastricht.
John W.M. Jagt, geboren (17 november 1960) en getogen in Venlo, en daar nog steeds woonachtig. Na de middelbare school (Atheneum A; Blariacum College, Venlo-Blerick), Engels gestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (1979-1987), met als bijvakken Dialectologie en Toegepaste Taalkunde (en eerste graadlesbevoegdheid). Daarna werkloos, maar als vrijwilliger actief bij het toenmalige Geologisch Bureau Heerlen waar aan een soort paleontologische encyclopedie werd gewerkt (helaas stopgezet), en aansluitend een jaar gewerkt op de correctieafdeling van Dagblad De Limburger (Venlo), met deels ook fotoarchiefwerk. Vanaf januari 1991 in deeltijd (jaarcontract) werkzaam aan het Natuurhistorisch Museum Maastricht (collectiebeheer), en vanaf 1994 tot 2000 een duobaan bij het museum, en deels (onderzoeker-in-opleiding, oio) via NWO en de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit mondde uit in een proefschrift* dat in mei 2000 werd verdedigd aan de VU. Tot 1998, op jaarcontractbasis, conservator paleontologie aan het museum, en vanaf april 1998 in vast dienstverband. Hoogtepunten: ontdekking Bèr in augustus 1998, de grote reizende jubileumexpo over het 150-jarige Maastrichtien in 1999-2000, de ontdekking van Carlo in september 2012, en Lars in april 2015.
Jagt is lid van vele binnen- en buitenlandse paleontologische verenigingen, redactielid van een aantal internationale wetenschappelijke tijdschriften. Actief publicerend in vakbladen en in (semi-) populaire tijdschriften, lezingen gevend (in Nederlands, Duits en Engels) aan geologische verenigingen, colleges aan universiteiten (Utrecht, Maastricht, Amsterdam, Leuven, Opole, Warszawa, Bonn) en opponent bij verdediging van doctoraal scripties in binnen- en buitenland (Utrecht, Leiden, Koebenhavn, Leuven, Lund, Amsterdam).
John Jagt is gespecialiseerd in fossielen van het type Maastrichtien van zuidelijk Limburg en aangrenzend gebied, maar ook van elders (Europa, Noord-Afrika, Arabisch schiereiland, Russische Federatie), uit het Laat-Krijt en vroeg-Paleogeen, maar ook jongere fauna’s van stekelhuidigen (Noordzeebekken). Ruim 200 nieuwe soorten beschreven, en 13 fossiele soorten met zijn naam. Interesses buiten vakgebied: natuur in algemeen, Romeinse beschaving, impressionisme.