* 1988, NL
Emile Hermans
To future historians
Natuurmonumenten: het woord, ontleed, brengt natuur en monument samen, iets dat op een merkwaardige manier gebeurt in de Overgangszone, in het bijzonder wanneer we de onbedoelde ‘archeologische’ ontdekking van de gangenstelsels in acht nemen.
Ondanks dat deze vondsten voornamelijk op vroege menselijke nijverheid duiden, doet het overgebleven gangenstelsel denken aan de monumentale bouwwerken opgetrokken in het gedolven materiaal – een gedachtegang die culmineert in de vermeende vondst van de ondergrondse stad ‘Thebah’ door outsiderkunstenaar Robert Garcet (1912-2001).
De sporen van de mens blijven onmiskenbaar contrasteren met natuurlijke formaties, en in die zin is de ENCI groeve vergelijkbaar met het gangenstelsel, gezien deze op het moment in transitie is een zelfde overblijfsel van menselijke nijverheid te worden.
Er is weinig bekend over ‘Thebah’, en dat vraagt om een vervolgonderzoek dat zich met name richt op de epigrafie die het ‘bemensen’ van de gangen in een zekere zin bevestigt en bijgevolg bewaart, in dezelfde zin dat het ‘monumentale’ aandoen van de gangen in feite te danken is aan de manier waarop de steensoort breekt tijdens het vroege delven. Beide houden het idee van een cultuur in leven. Wat we zien reflecteert hoe ons zien is geconditioneerd.
Daarom ga ik op zoek naar merkwaardige graveringen die door hun onbereikbaarheid (diep in de gangen) hun openbare karakter hebben moeten inleveren. Graveren is een globaal fenomeen, het is van belang om alledaagse conventies te blijven graveren – dit is hoe graveren tot stand is gekomen. Ik wil dit doorzetten door monumentengravering en de tegenwoordige tijdgeest bij elkaar te brengen.
Het project zal de ‘monumentstatus’ krijgen door middel van merkwaardige vindingen in de gangen opnieuw te graveren op een centrale locatie buiten het gangsenstelsel.
De werk is continu ‘in wording’, enerzijds door de toevoegingen van de kopieën van graveringen, anderzijds door de graveringen van bezoekers die – ongeacht hun intentie – deel willen worden van de 'cognitieve archeologie' van de Overgangszone. Dit project gaat daarom niet alleen over het ontdekken van een specifieke en lokale historie, maar ook over het incorporeren van een sociale zingeving en een onderhandeling van kennis.
Ondanks dat deze vondsten voornamelijk op vroege menselijke nijverheid duiden, doet het overgebleven gangenstelsel denken aan de monumentale bouwwerken opgetrokken in het gedolven materiaal – een gedachtegang die culmineert in de vermeende vondst van de ondergrondse stad ‘Thebah’ door outsiderkunstenaar Robert Garcet (1912-2001).
De sporen van de mens blijven onmiskenbaar contrasteren met natuurlijke formaties, en in die zin is de ENCI groeve vergelijkbaar met het gangenstelsel, gezien deze op het moment in transitie is een zelfde overblijfsel van menselijke nijverheid te worden.
Er is weinig bekend over ‘Thebah’, en dat vraagt om een vervolgonderzoek dat zich met name richt op de epigrafie die het ‘bemensen’ van de gangen in een zekere zin bevestigt en bijgevolg bewaart, in dezelfde zin dat het ‘monumentale’ aandoen van de gangen in feite te danken is aan de manier waarop de steensoort breekt tijdens het vroege delven. Beide houden het idee van een cultuur in leven. Wat we zien reflecteert hoe ons zien is geconditioneerd.
Daarom ga ik op zoek naar merkwaardige graveringen die door hun onbereikbaarheid (diep in de gangen) hun openbare karakter hebben moeten inleveren. Graveren is een globaal fenomeen, het is van belang om alledaagse conventies te blijven graveren – dit is hoe graveren tot stand is gekomen. Ik wil dit doorzetten door monumentengravering en de tegenwoordige tijdgeest bij elkaar te brengen.
Het project zal de ‘monumentstatus’ krijgen door middel van merkwaardige vindingen in de gangen opnieuw te graveren op een centrale locatie buiten het gangsenstelsel.
De werk is continu ‘in wording’, enerzijds door de toevoegingen van de kopieën van graveringen, anderzijds door de graveringen van bezoekers die – ongeacht hun intentie – deel willen worden van de 'cognitieve archeologie' van de Overgangszone. Dit project gaat daarom niet alleen over het ontdekken van een specifieke en lokale historie, maar ook over het incorporeren van een sociale zingeving en een onderhandeling van kennis.
In mijn werk spelen toevalligheden een belangrijke rol; hoe het een in verband wordt gebracht met het ander, en hoe deze een synthese kunnen vormen waar zin aan kan worden gegeven. Dit is, in mijn eigen woorden, hoe betekenisvol toeval zich manifesteert. Carl Jung noemde dit verschijnsel synchroniciteit, dat uit twee factoren bestaat:
1. een onbewuste voorstelling komt direct (letterlijk) of indirect (symbolisch) in het bewustzijn als een droom, inval of vermoeden;
2. met deze inhoud valt een objectief feit samen: “coïncidentie”.1
2. met deze inhoud valt een objectief feit samen: “coïncidentie”.1
In 2017 werd het eerste publieke evenement van de Overgangszone georganiseerd. In het enige toegankelijk gemaakte gedeelte van het tunnel systeem in de ENCI groeve werkte ik aan een ingreep waarmee ik de aandacht wilde richten op de negatieve ruimte van de tunnels. Niet ver van de ENCI groeve, in het Belgische dorp Bassenge, ligt Musee du Silex, de in vuursteen opgetrokken toren en, tot zijn overlijden in 2001, de woon- en werkplaats van enig matisch levenskunstenaar Robert Garcet.
Dit was niet de eerste keer dat ik daar kwam, maar toen, beïnvloed door het werken met kalk steen, werd ik mateloos geboeid door zijn collectie van vuursteen. Volgens Garcet is vuursteen een levende steen, het product van een verteringsproces in de buik van de aarde. In sommige exemplaren herkende hij gezichten waarvan hij niet kon geloven dat de natuur alleen deze gevormd had. Dit alleen is al alchemie.
Dit was niet de eerste keer dat ik daar kwam, maar toen, beïnvloed door het werken met kalk steen, werd ik mateloos geboeid door zijn collectie van vuursteen. Volgens Garcet is vuursteen een levende steen, het product van een verteringsproces in de buik van de aarde. In sommige exemplaren herkende hij gezichten waarvan hij niet kon geloven dat de natuur alleen deze gevormd had. Dit alleen is al alchemie.
Deze vuurstenen werden in het begin van het Tertiair of aan het einde van het Mesozoïcum vervaardigd door mensen die de kunst verstonden om ze week te maken.2
De mensen waar Garcet hier op doelt waren, in tegenstelling tot de moderne mens (die ca. 300.000 jaar geleden zijn intreden maakte), directe afstammelingen van goden en leefden tussen de 60.000.000 en 80.000.000 jaar geleden (overeenkomend met de koolstofdatering van vuursteen). Dit Oude Volk3 vormde de eenmaal weke vuursteen tot suggestieve en expressieve representaties van hun leefwereld, waarna deze teruggeplaatst werden tussen onbewerkte vuurstenen.
Het Oude Volk kende maar al te goed de magie van representaties en
nabootsingen. Het overzag hiervan zeer goed de consequenties. Daarom werd het niet zoals wij volgestopt met sensatie-journalistiek, maar gaf er de voorkeur aan de dingen te verbergen.4
nabootsingen. Het overzag hiervan zeer goed de consequenties. Daarom werd het niet zoals wij volgestopt met sensatie-journalistiek, maar gaf er de voorkeur aan de dingen te verbergen.4
Verbergen betekent hier meer dan het terugplaatsen van de bewerkte vuurstenen tussen de on bewerkte. De eigenlijke representaties en nabootsingen werden ook verborgen in de vuursteen zelf. Zo konden deze bewerkingen voor het onontvankelijk oog dus onopgemerkt blijven en doorgaan als natuurlijke vormen.
Ik zie een gelijkenis met mijn eigen kunstenaarschap in de manier waarop Garcet dit verbergen beschrijft. De verborgenheid in mijn eigen werk staat toe dat een werk niet onmiddellijk als zo danig wordt blootgelegd en tegelijkertijd stil verzet biedt tegen visueel spektakel. Het zien van het werk gebeurt als het ware indirect.
Toen ik in mei 2019 voor het eerst bericht kreeg over de afronding van de ‘Overgangszone,’ besloot ik mijn onderzoek naar Robert Garcet weer op te pakken. In het voorbijgaan besloot ik ‘Synchroniciteit’ van C.G. Jung te herlezen. Ik kan niet helder verklaren waarom ik toen dacht dat dit me zou kunnen helpen de overtuigingen van Garcet beter te begrijpen.
Ook las ik als onderdeel van mijn onderzoek ‘Overlay’ van Lucy R. Lippard, waarin zij de lezer wil overtuigen van de tijdloosheid van prehistorische kunst. Zo schrijft zij al in de introductie:
Ik zie een gelijkenis met mijn eigen kunstenaarschap in de manier waarop Garcet dit verbergen beschrijft. De verborgenheid in mijn eigen werk staat toe dat een werk niet onmiddellijk als zo danig wordt blootgelegd en tegelijkertijd stil verzet biedt tegen visueel spektakel. Het zien van het werk gebeurt als het ware indirect.
Toen ik in mei 2019 voor het eerst bericht kreeg over de afronding van de ‘Overgangszone,’ besloot ik mijn onderzoek naar Robert Garcet weer op te pakken. In het voorbijgaan besloot ik ‘Synchroniciteit’ van C.G. Jung te herlezen. Ik kan niet helder verklaren waarom ik toen dacht dat dit me zou kunnen helpen de overtuigingen van Garcet beter te begrijpen.
Ook las ik als onderdeel van mijn onderzoek ‘Overlay’ van Lucy R. Lippard, waarin zij de lezer wil overtuigen van de tijdloosheid van prehistorische kunst. Zo schrijft zij al in de introductie:
Art itself might be partially defined as an expression of that moment of tension when human intervention in, or collaboration with, nature is recognized. It is sufficiently compelling not to be passed by as part of “amorphous nature”. One stops and asked oneself: Who made this? When? Why? What does it have to do with me? One of art’s functions is to recall that which is absent––whether it is history, or the unconscious, or form, or social justice.5
Maar het gaat me er vooral om wat ze schrijft in het hoofdstuk ‘Homes and graves and gardens’:
C.G. Jung has offered the clearest modern metaphor of the house as image of the self and its development within the history of a collective unconscious. In a now famous dream, he explored a house that represented his own psyche as well as a passage back in time––from a “conscious” elegant and “inhabited” living room down the “unconscious” cavelike cellar where he found the remains of a primitive civilization.6
De overeenkomsten tussen dit gedroomde huis en de Toren van Eben-Ezer (tegenwoordig Mu see du Silex) zijn treffend. Garcet was bekend met Jung’s ‘Psychologie und Alchemie’ dat voor het eerst verscheen in 1944, zo laat hij weten in een artikel uit 1985.7 Wellicht heeft Garcet hier de inspiratie opgedaan om zijn eigen alchemistische oven8 te bouwen dichtbij de kalksteen groeve waar hij rond 1950 een ondergronds gangenstelsel ontdekte. Voor anderen was het ont staan van dit gangenstelsel gelijk aan dat in de Sint Pieter-berg; een middeleeuwse manier van het mijnen van kalksteen. Garcet, daarentegen, vond daar verder bewijs voor het bestaan van het Oude Volk. Hij doopte dit gangenstelsel de Thebah.9 Volgens Garcet was dit gangenstelsel zo oud als de kalksteen waaruit het gegraven was.
Helaas hield zijn bewering geen stand tegen de wetenschappelijke datering die door de uitbrei dende mijnindustrie was aangevraagd. Tegen de tijd dat de Eben-Ezer gecompleteerd was, was de Thebah verloren gegaan. Garcet groef een gangenstelsel onder de Toren van Eben-Ezer waar mee hij oorspronkelijk aansluiting zocht op het gangenstelsel van de Thebah. Dit gangenstelsel is tegenwoordig als een nabootsing van de Thebah.
Het feit dat ik op Jung’s metafoor van het huis stuitte in een poging Garcet beter te begrijpen, strookte met de inval om Synchroniciteit te herlezen. Met andere woorden, dit was mijn eigen ondervinding van synchroniciteit.
Jung heeft lang getwijfeld over het publiceren van zijn ideeën over synchroniciteit – hij vreesde felle kritiek. Ook Garcet kreeg zijn theorieën over de evolutie van de mens en de oorsprong van vuursteen niet gerijmd met de (gangbare) wetenschap. Een opmerkelijke gelijkenis tussen de twee is dan ook hun weerstand tegen het overwicht van de wetenschap. Beide vormden theo rieën vanuit hun eigen psyche (Garcet meer dan Jung) die ze vervolgens naar buiten brachten en waar (voor Jung meer dan voor Garcet) de geanticipeerde kritiek realiteit werd.
Met de film ‘Amplifications’ die ik in 2020 maakte speel ik in op de ogenschijnlijke onmogelijkheid dat de menselijke psyche invloed heeft op de buitenwereld. De film is als het ware een reconstructie van een droom waarin het werk van Jung en Garcet tot vuursteen wordt verenigd. Daarnaast wil ik de Toren van Eben-Ezer zien zoals Garcet het volgens mij bedoeld heeft – als een alchemistische oven.
Helaas hield zijn bewering geen stand tegen de wetenschappelijke datering die door de uitbrei dende mijnindustrie was aangevraagd. Tegen de tijd dat de Eben-Ezer gecompleteerd was, was de Thebah verloren gegaan. Garcet groef een gangenstelsel onder de Toren van Eben-Ezer waar mee hij oorspronkelijk aansluiting zocht op het gangenstelsel van de Thebah. Dit gangenstelsel is tegenwoordig als een nabootsing van de Thebah.
Het feit dat ik op Jung’s metafoor van het huis stuitte in een poging Garcet beter te begrijpen, strookte met de inval om Synchroniciteit te herlezen. Met andere woorden, dit was mijn eigen ondervinding van synchroniciteit.
Jung heeft lang getwijfeld over het publiceren van zijn ideeën over synchroniciteit – hij vreesde felle kritiek. Ook Garcet kreeg zijn theorieën over de evolutie van de mens en de oorsprong van vuursteen niet gerijmd met de (gangbare) wetenschap. Een opmerkelijke gelijkenis tussen de twee is dan ook hun weerstand tegen het overwicht van de wetenschap. Beide vormden theo rieën vanuit hun eigen psyche (Garcet meer dan Jung) die ze vervolgens naar buiten brachten en waar (voor Jung meer dan voor Garcet) de geanticipeerde kritiek realiteit werd.
Met de film ‘Amplifications’ die ik in 2020 maakte speel ik in op de ogenschijnlijke onmogelijkheid dat de menselijke psyche invloed heeft op de buitenwereld. De film is als het ware een reconstructie van een droom waarin het werk van Jung en Garcet tot vuursteen wordt verenigd. Daarnaast wil ik de Toren van Eben-Ezer zien zoals Garcet het volgens mij bedoeld heeft – als een alchemistische oven.
Bronnen
1. C.G. Jung, Synchroniciteit (Lemniscaat, 5e druk, 2012) p.25.
2. Jaques Lennep, La Tour: Coïncidences alchimiques dans l’oeuvre de Robert Garcet (La Part de l’Oeil, no.1: Arts plastiques et psychanalyse, 1985) p. 3.
3 Garcet vergelijkt het Oude Volk, maar ook zichelf, geregeld met alchemisten.
4. William Pars Graatsma, Il était une fois… / Er was eens… Robert Garcet (Rosbeek 41, 1e druk, 1996) p.99. 5. Lucy R. Lippard, Overlay - Contemporary art and the art of prehistory (The New Press New York, herdruk, 1983) p.4 6. Lucy R. Lippard, Overlay - Contemporary art and the art of prehistory (The New Press New York, herdruk, 1983) p.200 7. Jaques Lennep, La Tour: Coïncidences alchimiques dans l’oeuvre de Robert Garcet (La Part de l’Oeil, no.1: Arts plastiques et psychanalyse, 1985) p. 2, p. 5.
8. Athanor, de (toren)oven waar alchemistische operaties worden uitgevoerd.
9. Volgens Garcet betekend Thebah ‘terugtrekken’ of ‘toevluchtsoord’ in het Hebreeuws.
1. C.G. Jung, Synchroniciteit (Lemniscaat, 5e druk, 2012) p.25.
2. Jaques Lennep, La Tour: Coïncidences alchimiques dans l’oeuvre de Robert Garcet (La Part de l’Oeil, no.1: Arts plastiques et psychanalyse, 1985) p. 3.
3 Garcet vergelijkt het Oude Volk, maar ook zichelf, geregeld met alchemisten.
4. William Pars Graatsma, Il était une fois… / Er was eens… Robert Garcet (Rosbeek 41, 1e druk, 1996) p.99. 5. Lucy R. Lippard, Overlay - Contemporary art and the art of prehistory (The New Press New York, herdruk, 1983) p.4 6. Lucy R. Lippard, Overlay - Contemporary art and the art of prehistory (The New Press New York, herdruk, 1983) p.200 7. Jaques Lennep, La Tour: Coïncidences alchimiques dans l’oeuvre de Robert Garcet (La Part de l’Oeil, no.1: Arts plastiques et psychanalyse, 1985) p. 2, p. 5.
8. Athanor, de (toren)oven waar alchemistische operaties worden uitgevoerd.
9. Volgens Garcet betekend Thebah ‘terugtrekken’ of ‘toevluchtsoord’ in het Hebreeuws.
Emile Hermans werkt samen met Frenk Janssen, Coördinator beheer Mergelland / Maastricht bij Natuurmonumenten